In de tiende en elfde eeuw hadden de vestingmuren en burchten hun grootste relevantie, omdat het gewone volk in deze periode in opstand kwam tegen de bisschoppen en graven van Trient, Brixen en Chur.
Veel van deze burchten kregen in latere tijden andere functies en werden musea, sanatoria of hotels. Zo konden ze ook worden behoed voor het verval. Verder werden ze al in de 19de eeuw gebruikt als woonverblijven, wijnkelders of restaurants. Voorbeelden hiervan zijn de kasteel Landesfürstliche Burg en de kastelen Rametz, Labers, Pienzenau, Rubein, Kallmünz en nog vele anderen.